The Holy See
back up
Search
riga

Congregatie voor de Geloofsleer

Naar aanleiding van de
Instructie
Dignitas Personae

 

Doel

Gedurende de laatste jaren heeft het biomedisch onderzoek grote vooruitgang geboekt, waarbij nieuwe mogelijkheden voor de behandeling van ziekten zijn ontstaan, maar ook ernstige vragen zijn gerezen, die in de Instructie Donum vitae (22 februari 1987) niet rechtstreeks aan de orde zijn geweest. Een nieuwe Instructie, gedateerd op 8 september 2008, het Feest van de Geboorte van de Heilige Maagd Maria, wil een aantal antwoorden geven op deze nieuwe bio-ethische vraagstukken, daar deze het middelpunt zijn geweest van verwachtingen en zorgen in grote delen van de samenleving. Zo probeert de Congregatie voor de Geloofsleer “bij te dragen aan de vorming van het geweten” (nr. 10) en biomedisch onderzoek aan te moedigen, dat respectvol is ten opzichte van de waardigheid van iedere mens en van de voortplanting.

 

Titel

De Instructie begint met de woorden Dignitas personae – de waardigheid van een persoon, die erkend moet worden in iedere mens, van de conceptie tot aan de natuurlijke dood. Dit fundamentele principe geeft uitdrukking aan “een groot ‘jategen het menselijk leven en dient de kern te zijn van ethische reflectie over bio-ethisch onderzoek” (nr. 1).

 

Waarde

Het document is een Instructie van leerstellige aard, uitgegeven door de Congregatie voor de Geloofsleer en uitdrukkelijk goedgekeurd door de Heilige Vader, Paus Benedictus XVI. De Instructie valt daarom in de categorie documenten die “delen in het gewone leergezag van de opvolger van Petrus” (Instructie Donum veritatis, nr. 18) en Katholieken moeten ermee instemmen “met een godsdienstige geest” (Dignitatis personae, nr. 37).

 

Voorbereiding

Gedurende een aantal jaren heeft de Congregatie voor de Geloofsleer nieuwe biomedische kwesties bestudeerd met als doel het bij de tijd brengen van Donum vitae. Bij het ondernemen van onderzoek naar zulke nieuwe vragen heeft de Congregatie van de Geloofsleer “geprofiteerd van de analyse van de Pauselijke Raad voor het Leven en heeft verschillende experts geraadpleegd wat betreft de wetenschappelijke aspecten van deze kwesties, om ze te behandelen binnen de principes van de christelijke antropologie. De encyclieken Veritatis splendor en Evangelium vitae van Johannes Paulus II, evenals andere interventies van het leergezag bieden duidelijke aanwijzingen met betrekking tot zowel de methode als de inhoud wat betreft het onderzoek naar de problemen in kwestie” (nr. 2).

 

Bedoelde ontvangers van het document

De Instructie is bedoeld voor “allen die de waarheid zoeken” (nr. 3). Bij het aanreiken van principes en morele waardeoordelen wat betreft biomedisch onderzoek naar menselijk leven, doet de katholieke Kerk inderdaad “een beroep op het licht van zowel de rede als het geloof en tracht een volledig beeld neer te zetten van de mens en zijn roeping, waarin alles geïncorporeerd kan worden dat goed is in menselijke activiteit, evenals in verschillende culturele en religieuze tradities die niet zelden een grote eerbied voor het leven tonen.” (nr.3).

 

Structuur

De Instructie omvat drie delen. “Het eerste deel brengt een aantal antropologische, theologische en ethische elementen van fundamenteel belang in herinnering; het tweede deel behandelt nieuwe problemen met betrekking tot voortplanting; het derde deel neemt nieuwe procedures onder de loep wat betreft de manipulatie van embryo’s en het menselijk genetisch erfgoed” (nr. 3).

 

Deel I:

Antropologische, theologische en ethische aspecten van
het menselijk leven en de menselijke voortplanting

De twee fundamentele principes

  • “Het menselijk wezen moet vanaf het moment van zijn ontvangenis worden geëerbiedigd en behandeld als een persoon en daarom moeten er vanaf datzelfde moment de rechten van de persoon aan worden toegekend, waaronder voor alles het onaantastbare recht van ieder onschuldig menselijk wezen op het leven” (nr. 4).
     
  • “De oorsprong van het menselijk leven heeft als authentieke context het huwelijk en het gezin, waar het ontstaat door een handeling die uiting geeft aan de wederzijdse liefde tussen een man en een vrouw. Waarachtig verantwoordelijke voortplanting wat betreft het kind dat geboren zal worden ‘moet de vrucht van het huwelijk’ zijn” (nr. 6).

 

Geloof en menselijke waardigheid

“Het is de overtuiging van de Kerk dat wat menselijk is niet alleen ontvangen en gerespecteerd wordt door het geloof, maar ook gezuiverd, verheven en vervolmaakt wordt” (nr. 7). God heeft iedere mens geschapen naar Zijn eigen beeld en Zijn Zoon heeft het voor ons mogelijk gemaakt dat wij kinderen van God kunnen worden. “Door de interrelatie van deze twee dimensies, de menselijke en de goddelijke, als uitgangspunt te nemen, kunnen we beter begrijpen waarom de mens onaantastbare waarde heeft: hij heeft een eeuwige roeping en is geroepen om te delen in de trinitaire liefde van de levende God” (nr. 8).

 

Geloof en huwelijksleven

“Deze beide dimensies van het leven, de natuurlijke en de bovennatuurlijke, stellen ons beter in staat te begrijpen in welke zin de handelingen die het mogelijk maken dat een nieuwe mens ontstaat, waarin een man en een vrouw zich aan elkaar geven, een weerspiegeling zijn van trinitaire liefde. God, Die leven en liefde is, heeft in man en vrouw de roeping gegrift op een bijzondere wijze deel te nemen in Zijn mysterie van persoonlijke gemeenschap en in Zijn werk als Schepper en Vader… De heilige Geest Die uitgestort wordt in de sacramentele viering schenkt christelijke paren de gave van een nieuwe gemeenschap van liefde, die het werkelijke en levende beeld is van die unieke eenheid die de Kerk maakt tot het ondeelbare Mystieke Lichaam van de Heer Jezus” (nr. 9).

 

Het Leergezag van de Kerk en de rechtmatige autonomie van de wetenschap

“Door een ethisch oordeel te geven over enkele ontwikkelingen op het gebied van recent medisch onderzoek betreffende de mens en zijn begin, begeeft de Kerk zich niet op het terrein dat eigen is aan de medische wetenschap zelf, maar roept eerder iedereen op ethische en sociale verantwoordelijkheid te nemen voor eigen daden. Zij herinnert mensen eraan dat de ethische waarde van de biomedische wetenschap geijkt moet worden aan zowel het onvoorwaardelijke respect dat iedere mens toekomt op ieder moment van zijn of haar bestaan als aan de verdediging van het bijzondere karakter van de persoonlijke daad die het leven doorgeeft” (nr. 10).

Deel II
Nieuwe Problemen Betreffende Voortplanting

Technieken ter bevordering van vruchtbaarheid

Procedures met betrekking tot problemen aangaande vruchtbaarheid zijn ondermeer de volgende:

  • “technieken van heterologe kunstmatige bevruchting” (nr. 12), dat wil zeggen technieken waarbij “de menselijke conceptie wordt verkregen door het samenbrengen van kiemcellen waarvan tenminste één donor een ander is dan de echtgenoten die in het huwelijk zijn verbonden” (voetnoot 22).
     
  • “technieken van homologe kunstmatige bevruchting” (nr. 12): dat wil zeggen, “de techniek gebruikt om een menselijke conceptie kunstmatig tot stand te brengen door het gebruik van geslachtscellen afkomstig van de beide huwelijkspartners” (voetnoot 23).
  • “technieken die dienen als hulp voor de huwelijksdaad en de vruchtbaarheid daarvan” (nr. 12)
     
  • “technieken die erop gericht zijn obstakels voor natuurlijke bevruchting weg te nemen” (nr. 13)
  • “adoptie”

Technieken zijn moreel aanvaardbaar als zij geen inbreuk maken op: “het recht op leven en op lichamelijke integriteit van iedere mens”, “de eenheid van het huwelijk, dat wil zeggen de wederzijdse eerbied voor het recht binnen het huwelijk vader of moeder te worden alleen samen met de huwelijkspartner” en “de bijzondere menselijke waarden van seksualiteit” (nr. 12), die vereisen dat het ontstaan van een nieuwe menselijke persoon het gevolg is van de huwelijksdaad die eigen is aan de liefde tussen man en vrouw.

  • Daarom zijn “technieken die dienen als hulp voor de huwelijksdaad en de vruchtbaarheid daarvan toegestaan” (nr. 12). Bij dergelijke procedures “respecteert de medische ingreep de waardigheid van de personen, wanneer ze de huwelijksdaad tracht te ondersteunen om de voltooiing ervan te vergemakkelijken of haar doel te helpen bereiken wanneer ze normaal ten uitvoer is gebracht” (nr. 12).
  • “Technieken die erop gericht zijn obstakels voor natuurlijke bevruchting weg te nemen … zijn toegestaan” (nr. 13).
  • “Adoptie moet worden aangemoedigd, bevorderd en vergemakkelijkt, zodat vele kinderen die geen ouders hebben een thuis kunnen krijgen … Bovendien moeten onderzoek en investering gericht op het voorkomen van onvruchtbaarheid worden bevorderd” (nr. 13).

 

In vitro fertilisatie en de welbewuste vernietiging van embryo’s

De ervaring van de afgelopen jaren heeft aangetoond dat bij alle technieken van in vitro fertilisatie “het aantal opgeofferde embryo’s bijzonder hoog is”(nr. 4). Zelfs in de technisch meest geavanceerde centra van kunstmatige bevruchting ligt dat aantal boven de 80% (vgl. voetnoot 27). “In vitro geproduceerde embryo’s die afwijkingen vertonen worden onmiddellijk afgedankt”; een toenemend aantal stellen “gebruiken kunstmatige middelen om aan genetische selectie van hun kroost te doen”; van de embryo’s die in vitro worden geproduceerd, “worden sommige in de baarmoeder van de vrouw ingebracht, terwijl andere worden ingevroren: de techniek van het “inbrengen van meer embryo’s dan het éne gewenste kind, in de verwachting dat sommige embryo’s verloren zullen gaan …impliceert een zuiver utilitaire behandeling van embryo’s” (nr. 15).

“De blijmoedige aanvaarding van het enorme aantal abortussen bij het proces van in vitro fertilisatie laat helder zien hoe het vervangen van de huwelijksdaad door een technische procedure … leidt tot verzwakking van het respect dat iedere mens toekomt. Erkenning van dat respect wordt daarentegen bevorderd door de intimiteit tussen man en vrouw, gevoed door huwelijksliefde. … Geconfronteerd met deze manipulatie van de mens in het embryologische stadium moet worden herhaald dat Gods liefde geen verschil maakt tussen het pas ontvangen kind in de moederschoot, het geboren kind, de jonge mens, de volwassene en de oudere mens. God maakt geen onderscheid omdat Hij een afdruk van Zijn eigen beeld en gelijkenis (Gen. 1,26) in ieder van hen ziet … Daarom verkondigt het leergezag van de Kerk voortdurend dat ieder menselijk leven, van de conceptie tot aan het natuurlijke einde, heilig en onschendbaar is” (nr. 16).

 

Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI)

Intracytoplasmatische sperma-injectie is een variant van in vitro fertilisatie waarbij de bevruchting niet gewoon “vanzelf plaats vindt, maar door het injecteren van een enkele, van tevoren uitgekozen zaadcel in de eicel, of door het injecteren van onrijpe kiemcellen van de man” (voetnoot 32).

Deze techniek, die moreel ongeoorloofd is, veroorzaakt “een algehele scheiding tussen voortplanting en de huwelijksdaad” (nr. 17). Deze vindt plaats “buiten de lichamen van de echtgenoten door middel van handelingen van een derde persoon wiens deskundigheid en technische werkzaamheid het welslagen van de ingreep bepalen; ze vertrouwt het leven en de eigenheid van het embryo toe aan de macht van medici en biologen en voert een overheersing van de technologie in ten aanzien van het ontstaan en de bestemming van de menselijke persoon.” (nr. 17).

 

Het invriezen van embryo’s

“Om te vermijden dat er herhaaldelijk eicellen uit het lichaam van de vrouw genomen moeten worden, is er sprake van één enkele ingreep waarbij diverse eicellen uitgenomen worden, gevolgd door cryopreservering van een aanzienlijk aantal van de in vitro geconcipieerde embryo’s. Zo kan, bij mislukking van de eerste poging tot een zwangerschap te komen, de procedure herhaald worden, of kunnen er later opnieuw pogingen worden ondernomen” (nr. 18). Het invriezen of de cryopreservatie van embryo’s “betekent hen invriezen op extreem lage temperaturen, waardoor ze langdurig opgeslagen kunnen worden”(vgl. voetnoot 35).

“Cryopreservatie is onverenigbaar met de waardigheid die aan menselijk embryo’s toekomt; het vooronderstelt hun productie in vitro; het stelt hen bloot aan het ernstige risico van dood of fysiek letsel, daar een hoog percentage het proces van invriezen en ontdooien niet overleeft; het berooft hen, in ieder geval tijdelijk, van de moederlijke aanvaarding en zwangerschap; het plaatst hen in een situatie waarin ze blootgesteld kunnen worden aan verdere delicten en manipulatie”. (nr. 18).

Met betrekking tot het grote aantal ingevroren embryo’s dat reeds bestaat rijst de vraag: wat doen we er mee? Alle antwoorden die zijn voorgesteld (de embryo’s gebruiken voor onderzoek of voor therapeutische doeleinden; hen ontdooien zonder hen weer tot leven te wekken en hen gebruiken voor onderzoek alsof het gewone lijken waren; hen ter beschikking stellen van onvruchtbare stellen als “behandeling voor onvruchtbaarheid”; een vorm van “prenatale adoptie” toestaan) brengen verschillende soorten reële problemen met zich mee. Erkend moet worden “dat de duizenden verlaten embryo’s een situatie van onrecht vertegenwoordigen die in feite niet valt op te lossen”. Daarom heeft Johannes Paulus II een oproep gedaan “aan het geweten van de wetenschappelijke autoriteiten van de wereld en in het bijzonder aan artsen, te stoppen met de productie van menselijke embryo’s, in overweging nemend dat er geen moreel geoorloofde oplossing schijnt te zijn wat betreft het menselijk lot van de duizenden en duizenden ‘ingevroren’ embryo’s, die essentiële rechten hebben en blijven hebben en daarom door de wet beschermd zouden moeten worden als menselijke personen” (nr. 19).

 

Het invriezen van eicellen

“Om de ernstige ethische problemen te vermijden die ontstaan bij het invriezen van embryo’s, is ook het invriezen van eicellen voorgesteld op het terrein van de techniek van in vitro fertilisatie” (nr. 20).

Hier moet worden opgemerkt dat, terwijl cryopreservatie van eicellen op zich niet immoreel is en gebruikt wordt in andere medische situaties die buiten het onderwerp van dit document vallen, het gebruik ervan “voor kunstmatige voortplanting als moreel onaanvaardbaar beschouwd moet worden” (nr. 20).

 

Embryoreductie

“Sommige technieken die gebruikt worden bij kunstmatige voortplanting, met name het inbrengen van meerdere embryo’s in de baarmoeder, hebben een aanmerkelijke toename in het aantal meerlingzwangerschappen veroorzaakt. Deze situatie leidt weer tot de praktijk van zogenaamde embryoreductie, een procedure waar bij embryo’s of foetussen in de moederschoot rechtstreeks vernietigd worden” (nr. 21)

“Vanuit ethisch gezichtspunt is embryoreductie een opzettelijke selectieve abortus. Het is in feite het welbewust en rechtsreeks liquideren van een of meer onschuldige mensen in het eerste stadium van hun bestaan en dat is altijd een ernstige morele ongeordendheid” (nr. 21)

 

Pre-implantatie diagnostiek

“Pre-implantatie diagnostiek is een vorm van prenatale diagnostiek die samenhangt met technieken van kunstmatige bevruchting waarbij in vitro gevormde embryo’s genetische diagnose ondergaan voordat ze worden ingebracht in de baarmoeder. Die diagnose vindt plaats om er zeker van te zijn dat alleen embryo’s die geen afwijkingen vertonen, of die van het gewenste geslacht zijn of andere bepaalde eigenschappen hebben, ingebracht worden” (nr. 22).

“In tegenstelling tot andere vormen van prenatale diagnostiek …wordt diagnostiek vóór de implantatie onmiddellijk gevolgd door de liquidatie van een embryo dat wordt verdacht van genetische of chromosomale afwijkingen, of dat niet van het gewenste geslacht is, of dat andere ongewenste eigenschappen heeft. Pre-implantatie diagnostiek … is gericht op kwalitatieve selectie en daaruit voortvloeiende vernietiging van embryo’s, hetgeen een daad van abortus is… Door het menselijk embryo te behandelen als niet meer dan “laboratoriummateriaal”, wordt het concept zelf van de menselijke waardigheid ook onderworpen aan verandering en discriminatie…. Zulke discriminatie is immoreel en moet daarom wettelijk onaanvaardbaar worden geacht…” (nr. 22).

 

Nieuwe vormen van interceptie en contragestatie

Er zijn methoden om zwangerschap te voorkomen die werken na de bevruchting, als het embryo reeds gevormd is.

 

  • “Zulke methoden zijn interceptief als ze met het embryo interfereren vóór de innesteling”(nr. 23); bijvoorbeeld de IUD (intra uterine device – ‘spiraaltje’) en de zogenaamde ‘morning-after pil’ (voetnoot 43).
  • Ze zijn “contragestatief als ze het embryo liquideren na de innesteling” (nr. 23); bijvoorbeeld het farmaceutische middel dat bekend staat als RU-486 (voetnoot 44).

Ook al veroorzaken zulke interceptieven niet iedere keer dat ze gebruikt worden een abortus, omdat conceptie niet na iedere daad van seksuele gemeenschap plaats vindt, moet echter worden opgemerkt dat “iemand die de innesteling wil verhinderen van een embryo dat mogelijkerwijs is geconcipieerd, en die daarom zo’n farmaceutisch product vraagt of voorschrijft over het algemeen abortus beoogt”. In het geval van contragestatieven vindt in feite abortus plaats ….het gebruik van middelen van interceptie en contragestatie valt onder de zonde van abortus en is zwaar immoreel.

 

Deel III

Nieuwe behandelingen die manipulatie van het embryo
of het menselijk genetisch erfgoed met zich meebrengen

Gentherapie

“Onder gentherapie wordt gewoonlijk verstaan technieken van genetische technologie toegepast op mensen om therapeutische redenen, dat wil zeggen, met het doel genetische ziekten te genezen” (nr. 25).

  • Somatische celgentherapie “tracht genetische afwijkingen te elimineren of te beperken op het niveau van somatische cellen” (nr. 25)
  • Kiemcellijntherapie is gericht “op het corrigeren van genetische afwijkingen in de kiemcellijn, met als doel de therapeutische effecten door te geven aan het nageslacht van het individu” (nr. 25).

Vanuit ethisch standpunt bezien kunnen we zeggen:

  • Procedures toegepast op somatische cellen met strikt therapeutische doeleinden “zijn in principe moreel geoorloofdDaar gentherapie aanmerkelijke risico’s voor de patiënt met zich mee kan brengen, moet het ethisch principe in acht worden genomen, dat het voor een therapeutische interventie noodzakelijk is van te voren vast te stellen dat de te behandelen persoon niet zal worden blootgesteld aan buitensporig gevaar voor zijn gezondheid of lichamelijke integriteit, een gevaar dat niet in verhouding staat tot de ernst van de pathologie die men wil behandelen. Tevens is ‘informed consent’ (toestemming gebaseerd op erkenning en begrip van de feiten en de mogelijke gevolgen daarvan) van de patiënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist”(nr. 26)
  • Wat betreft de kiemcellijntherapie geldt dat “de risico’s verbonden aan iedere genetische manipulatie aanzienlijk zijn en nog niet volledig controleerbaar, en het [daarom] in het huidige stadium van onderzoek niet moreel toelaatbaar [is] te handelen op een wijze die mogelijke schade kan berokkenen aan het nageslacht” (nr. 26).
  • Wat betreft de mogelijkheid genetische technologie te gebruiken om veranderingen tot stand te brengen met de veronderstelde bedoeling de ‘genpool’ (het beschikbare genetische materiaal) te verbeteren en te versterken moet worden opgemerkt dat dergelijke ingrepen een “eugenetische mentaliteit” zouden bevorderen en leiden tot “indirecte sociale stigmatisering van mensen die bepaalde eigenschappen missen, en tegelijk mensen bevoorrechten die behept zijn met eigenschappen die in een bepaalde cultuur of samenleving toevallig gewaardeerd worden; zulke eigenschappen maken niet uit wat specifiek menselijk is. Dit zou in strijd zijn met de fundamentele waarheid van de gelijkheid van alle mensen, die tot uitdrukking wordt gebracht in het rechtvaardigheidsprincipe; het schenden daarvan schaadt op den duur de vreedzame coëxistentie van individuen. … Ten slotte moet ook nog worden opgemerkt dat men in de poging een nieuw type mens te creëren een ideologisch element kan herkennen, waarin de mens probeert de plaats van zijn Schepper in te nemen” (nr. 27).

 

Menselijk klonen

Met menselijk klonen bedoelt men “de aseksuele reproductie van het gehele menselijke organisme om een of meer ‘kopieën’ te produceren die, vanuit genetisch perspectief, wezenlijk gelijk zijn aan het enkele origineel” (nr. 28). De technieken die zijn voorgesteld voor het klonen van mensen zijn de kunstmatige splitsing van embryo’s die “bestaat uit de kunstmatige scheiding van individuele cellen of celgroepen van het embryo in het allerprilste stadium van ontwikkeling… die dan worden ingebracht in de baarmoeder, om op kunstmatige wijze identieke embryo’s te verkrijgen” (voetnoot 47) en overbrenging van een celnucleus, hetgeen erin “bestaat dat een nucleus van een embryonale of somatische cel wordt ingebracht in een eicel waaruit de nucleus verwijderd is. Dan wordt de eicel gestimuleerd, zodat deze zich als embryo gaat ontwikkelen” (voetnoot 47). Klonen wordt voorgesteld om twee fundamentele redenen: reproductie, dat wil zeggen omwille van de geboorte van een baby, en medische therapie of onderzoek.

Menselijk klonen is “intrinsiek ongeoorloofd omdat het… tracht een nieuwe mens te doen ontstaan zonder enig verband met de daad van wederzijdse zelfgave van de huwelijkspartners en, nog radicaler, zonder enig verband met seksualiteit. Dit leidt tot manipulatie en misbruik, die uiterst schadelijk zijn voor de menselijke waardigheid” (nr. 28).

  • Wat betreft klonen omwille van de voortplanting, dit “zou aan het daaruit ontstane individu een voorbeschikte genetische identiteit opleggen, waardoor hij – zoals reeds gezegd – onderworpen zou zijn aan een vorm van biologische slavernij, waarvan hij zich maar heel moeilijk zou kunnen bevrijden. Het feit dat iemand zich het recht zou aanmatigen eigenmachtig de genetische eigenschappen te bepalen van een andere persoon vormt een ernstig vergrijp tegen de waardigheid van die persoon, alsook tegen de fundamentele gelijkheid van alle mensen In de ontmoeting met een andere persoon ontmoeten we een mens die zijn bestaan en zijn specifieke eigenschappen dankt aan de liefde van God, en alleen de liefde van man en vrouw kan bemiddelen in die liefde, volgens het plan van de Schepper en hemelse Vader” (nr. 29).
  • Wat betreft klonen omwille van medische therapie of onderzoek,  moet worden gesteld dat “embryo’s creëren met de bedoeling ze te vernietigen, zelfs al is het om zieken te helpen, volledig onverenigbaar [is] met de menselijke waardigheid, omdat hierdoor het bestaan van een mens in het embryonale stadium wordt gereduceerd tot niet meer dan een middel dat gebruikt en vernietigd kan worden. Het is uiterst immoreel een menselijk leven te offeren voor therapeutische doeleinden” (nr. 30).
  • Als alternatief voor therapeutisch klonen hebben sommige onderzoekers nieuwe technieken voorgesteld, waardoor stamcellen van een embryonaal type zouden kunnen worden geproduceerd, zonder dat daarbij werkelijk menselijke embryo’s worden vernietigd, bijvoorbeeld door gewijzigde nucleaire overbrenging (ANT) en het herprogrammeren van eicellen (OAR). Er blijven echter nog twijfels bestaan “wat betreft de ontologische status van het ‘product’ dat op deze manier verkregen is” (nr. 30).

 

Het therapeutisch gebruik van stamcellen

“Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen met twee fundamentele eigenschappen: a) het langdurig vermogen zich te vermenigvuldigen terwijl ze hun ongedifferentieerde status behouden; b) het vermogen tijdelijke voorlopercellen te produceren waaruit volledig gedifferentieerde cellen ontstaan, bijvoorbeeld zenuwcellen, spiercellen en bloedcellen. Toen eenmaal experimenteel was vastgesteld dat stamcellen die in beschadigd weefsel worden getransplanteerd de neiging hebben celgroei en regeneratie van het weefsel te bevorderen, openden zich nieuwe perspectieven voor de regeneratieve geneeskunde, waarvoor onderzoekers van over de hele wereld grote belangstelling tonen” (nr. 31).

Voor de ethische evaluatie is het bovenal noodzakelijk de methoden af te wegen waardoor de stamcellen worden verkregen:

  • “Methoden die geen ernstige schade berokkenen aan het subject waarvan de stamcellen genomen zijn, moeten als geoorloofd worden beschouwd. Dit is over het algemeen het geval als weefsels worden genomen van: a) een volwassen organisme; b) het bloed van de navelstreng ten tijde van de geboorte; c) foetussen die een natuurlijke dood gestorven zijn”(nr. 32)
  • “Het verkrijgen van stamcellen van een levend menselijk embryo veroorzaakt echter onveranderlijk de dood van het embryo en is derhalve ernstig ongeoorloofd. In zulke gevallen staat onderzoek… niet werkelijk ten dienste van de mensheid. In feite maakt dit onderzoek vorderingen door het vernietigen van menselijk leven dat dezelfde waardigheid heeft als het leven van andere menselijke individuen en het leven van de onderzoekers zelf” (nr. 32).
  • “Het gebruik van embryonale stamcellen of eruit voortgekomen gedifferentieerde cellen – zelfs als die geleverd worden door andere onderzoekers middels de vernietiging van embryo’s of indien zulke cellen commercieel verkrijgbaar zijn – levert ernstige problemen op vanuit het standpunt van indirecte medeplichtigheid aan het kwaad en aan ergernis” (nr. 32).

Vele studies hebben inmiddels echter aangetoond dat volwassen stamcellen tot betere resultaten leiden dan embryonale stamcellen.

 

Pogingen tot Hybridisatie

“Gedurende de laatste tijd zijn de eicellen van dieren gebruikt voor het herprogrammeren van de nuclei van menselijke somatische cellen … om embryonale stamcellen te kunnen onttrekken aan de ontstane embryo’s, zonder dat daar menselijke eicellen aan te pas komen” (nr. 33).

“Van ethisch standpunt uit bezien vormen dergelijke procedures een misdrijf tegen de menselijke waardigheid vanwege de vermenging van menselijke en dierlijke genetische elementen, die het ontwrichten van de specifieke identiteit van de mens mogelijk maakt” (nr. 33).

 

Het gebruik van op ongeoorloofde wijze verkregen menselijk “biologisch materiaal”

Voor wetenschappelijk onderzoek en voor de productie van vaccins en andere producten, worden soms cellijnen gebruikt die het gevolg zijn van een ongeoorloofde interventie tegen het leven of de lichamelijke integriteit van een mens.

  • Het experimenteren met menselijke embryo’s vormt “een misdrijf tegen hun waardigheid als menselijke wezens, die evenveel recht hebben op eerbied als kinderen die reeds geboren zijn en als elke andere persoon. Deze vormen van experimenteren zijn altijd een ernstige verstoring van de morele orde” (nr. 34).
  • Met betrekking tot het gebruik door onderzoekers van “biologisch materiaal” dat op ongeoorloofde wijze verkregen is, doch geproduceerd is los van hun onderzoekscentrum, of dat op commerciële wijze is verkregen, moet altijd “de morele eis gehandhaafd blijven, dat er geen medeplichtigheid aan opzettelijke abortus heeft plaats gehad en dat gevaar voor ergernis wordt vermeden. Wat dit betreft is het criterium van onafhankelijkheid zoals geformuleerd door sommige ethische commissies onvoldoende. Volgens dit criterium zou het gebruik van ‘biologisch materiaal’ dat op ongeoorloofde wijze is verkregen ethisch toelaatbaar zijn, mits er een duidelijke scheiding is tussen aan de ene kant degenen die embryo’s produceren, invriezen en doden, en aan de andere kant de onderzoekers die betrokken zijn bij wetenschappelijke experimenten.” Daarom moet gesteld worden dat de plicht zulk ‘biologisch materiaal’ te weigeren, “ontstaat uit de noodzaak zich te verwijderen, binnen het terrein van eigen onderzoek, van een zeer onrechtvaardige wettelijke situatie en duidelijk de waarde van het menselijk leven te bevestigen. Daarom is het bovengenoemde onafhankelijkheidscriterium noodzakelijk, maar het zou ethisch onvoldoende kunnen zijn” (nr. 35).
  • Natuurlijk bestaan er binnen dit algemene beeld verschillende graden van verantwoordelijkheid. Ernstige redenen kunnen moreel proportioneel het gebruik van zulk “biologisch materiaal” rechtvaardigen. Zo kan bijvoorbeeld gevaar voor de gezondheid van kinderen voor ouders een goede reden zijn een vaccin te gebruiken dat ontwikkeld is met gebruikmaking van cellijnen die op ongeoorloofde wijze zijn verkregen, waarbij men moet blijven bedenken dat iedereen de plicht heeft bekend te maken dat men het hier niet mee eens is en de gezondheidszorg te verzoeken ervoor te zorgen dat andere soorten vaccin beschikbaar komen. Daarnaast is in organisaties waar op ongeoorloofde wijze verkregen cellijnen worden gebruikt, de verantwoordelijkheid van degenen die besluiten ze te gebruiken niet dezelfde als die van mensen die geen stem hebben bij die beslissing.

 

top