Index   Back Top Print

[ IT  - NL ]

VIAGGIO APOSTOLICO NEI PAESI BASSI

INCONTRO DI GIOVANNI PAOLO II
CON I GIOVANI AD AMERSFOORT

Martedì, 14 maggio 1985

 

Beste vrienden en vriendinnen,

1. Mijn bezoek aan Nederland loopt ten einde. Op de laatste dag van mijn verblijf mag ik in jullie midden zijn en daar ben ik erg blij om. Dit verheugt mij, omdat de Nederlandse kerk nog een grote toekomst voor zich heeft. En die toekomst kan alleen maar op jullie steunen.

Jullie zijn de Kerk van morgen. Terecht voelen jullie je daar trots op. Maar jullie moeten je er ook verantwoordelijk voor voelen. Christus verlaat zich op jullie, die de generatie vormen van diegenen die volwassen zullen zijn op de drempel van het derde millennium. Jullie hebben de taak de boodschap van Christus door te geven aan de generatie van het jaar tweeduizend.

2. De wijze, waarop wij hier nu samen zijn, zal wel niet ieders instemming hebben. Ik weet dit uit heel veel opmerkingen, welke jullie mij gestuurd hebben tijdens de voorbereiding van dit pausbezoek. Velen van jullie hebben mij geschreven, dat zij meer rechtstreeks contact met mij zouden willen hebben. Laat mij eerst zeggen, dat ik oprecht dankbaar ben voor deze wens, die mij erg blij maakt. Weet, dat ik hetzelfde verlangen voel: ik zou met ieder van jullie persoonlijk willen praten, naar ieder willen luisteren, aan ieder vragen willen stellen, de vreugde en het verdriet van ieder willen delen. Ik zou met ieder van jullie naar de toekomst willen kijken en in het Evangelie van Christus de antwoorden willen zoeken op de vragen, die jullie na aan het hart liggen. Jammer genoeg is dit praktisch onmogelijk — voor het ogenblik althans. Maar wij moeten ook wat overlaten voor ons paradijs ...

Ik ben jullie erg dankbaar voor al de vragen, die jullie mij gestuurd hebbeen. Daarme hebben jullie gezocht naar een vorm van dialoog, die voor het ogenblik mogelijk is. Jullie vragen zijn heel belangrijk. Want jullie hebben ze zeker gesteld uit bezorgheid voor jullie Kerk hier in Nederland en voor het geloof, dat jullie moeten doorgeven.

Als jonge mensen geen vragen meer stellen, zijn zij geen jonge mensen meer. Op de vragen, die jullie mij voorgelegd hebben, wil ik nu proberen een zo eerlijk mogelijk antwoord te geven. Ik hoop een beetje jullie taal te spreken. De meest voorkomende vragen zijn zojuist verwoord door jullie vertegenwoordigers.

3. Jullie hebben mij gevraagd, of ik jullie een woord van bemoediging en hoop zou willen meegeven. Ik kan deze vraag heel goed begrijpen. Jullie stellen die, omdat jullie dagelijks geconfronteerd worden met problemen, welke haast niet op te lossen zijn. Mensen dreigen ontmoedigd te worden, als ze zien, dat het probleem van de honger alleen maar groter wordt; als de kloof tussen rijk en arm niet gedicht wordt, maar eerder breder wordt; als de wedloop der bewapening ieder jaar meer geld verslindt; als mensen onderdrukt blijven en niet kunnen uiten, wat zij denken en geloven. In het diepst van jullie jonge hart lijden jullie onder het onrecht, dat mensen over heel de wereld wordt aangedaan. Jullie wijzen op de grote eenzaamheid, waaraan jullie medemensen lijden: mensen op leeftijd, maar vaak ook jullie eigen kameraden. Jullie missen echte vriendschap, waaraan je zo'n behoefte hebt. Jullie constateren verdrietig, dat de zwaksten dikwijls de zwaarste lasten moeten dragen. Jullie moeten soms onrechtvaardige vooroordelen verdragen. Jullie ondervinden aan den lijve de gevolgen van het onopgeloste probleem van de jeugdwerkloosheid. Jullie krijgen dan het gevoel overbodig te zijn. Jullie hebben mij laten weten, dat jullie bij al die problemen weinig steun ondervinden van de Kerk. En toch zouden jullie graag willen blijven geloven.

4. Dit is het belangrijkste, beste jongelui, dat je blijft geloven. Want de sleutel voor de oplossing van genoemde problemen en voor alle andere levensproblemen ligt in het geloof. Dat was de ervaring van de apostel Johannes, die aan de eerste generatie christenen toevertrouwde: « Het wapen, waarmee wij de wereld overwinnen, is geen ander, dan ons geloof »[1]. En bedenkt wel: hij die zo sprak, was geen overwinnaar maar een verliezer, die gebukt ging onder de overmacht van de heersers van zijn tijd. En toch was zijn uitspraak waar: dat kunnen wij eeuwen later nog constateren. Ook heden ten dage hebben veel christenen dezelfde ervaring als de apostel. Mogen zij zich steeds zijn woorden berinneren en moedig standhouden in de beproevingen. De overwinning van het geloof wordt behaald in het hart van de mens, door de mogelijkheid, die hem in Christus gegeven wordt, om van het kruis een weg naar verrijzenis en leven te maken. Zij wordt behaald in de geschiedenis van de mensheid, door de geleidelijke omvorming van de opvattingen, van de gewoonten en van de structuren, dankzij het doordringen van de beginselen van het Evangelie in de maatschappij, dat een vrucht is van aller inzet.

Jongeren, twintig eeuwen christendom zijn niet vergeefs voorbijgegaan. Als jullie de geschiedenis nagaan van de echte veroveringen van de moderne beschaving, dan kunnen jullie zien, dat zij vaak een christelijke oorsprong hebben. Mijn eerste antwoord is dus: Hebt de moed om in Christus te geloven. Als Hij met jullie is, kunnen jullie het hoofd bieden aan de grote actuele problemen en deze oplossen.

Jullie hebben mij gevraagd om concrete aanwijzingen voor enige van deze problemen. Wel, ik herinner eraan, dat de Kerk zich reeds duidelijk heeft uitgesproken over talrijke problemen. Zij voelt zich verplicht aan de mensen de eisen van de juiste zedelijke orde voor te houden en de schendingen hiervan aan te klagen, van welke kant zij ook mogen komen. Je weet, hoe waak de paus zelf gewezen heeft op de wanverhouding tussen de steeds maar voortgaande bewapening en de nood van de ondervoede en onderontwikkelde mensen. Vele malen heb ik de maatschappij, de regeringen, de volksvertegenwoordigers en de werkgevers gewezen op de plicht het probleem van de werkloosheid en in het bijzonder het vraagstuk van de jeugdwerkloosheid aan te pakken. De problemen zijn vaak heel ingewikkeld. Maar juist daarom is er zo'n behoefte aan mensen, die weten door te zetten. En aan wie anders, dan aan jullie, jongeren, zouden wij moeten vragen de moed, de verbeeldingskracht en de energie te hebben om de moeilijke doeleinden te bereiken? Jullie moeten het kritische geweten van de maatschappij blijven. De ouderen hebben jullie nodig: laat hen niet in de steek! Wat zij er ook van mogen denken, zonder jullie kunnen zij geen enkele van de doelen bereiken, die zij nastreven.

5. Jullie hebben nog meer grieven en bedenkingen tegen de Kerk. Jullie hebben mij laten weten, dat je de Kerk ervaart als een instituut, dat alleen maar regels en voorschriften uitvaardigt. Jullie denken, dat zij te veel hekken plaatst, met name op het terrein van de sexualiteit, van de structuur van de Kerk, van de plaats van de vrouw in de Kerk. En je komt tot de conclusie, dat er een diepe kloof gaapt tussen de Blijde Boodschap van Christus en de druk, die de gestrengheid van de Kerk op jullie legt.

Beste vrienden en vriendinnen, staat mij toe vrijuit te spreken. Ik weet, dat jullie geheel te goeder trouw zijn. Maar zijn jullie er echt zo zeker van, dat het beeld, dat jullie je van Christus vormen, geheel overeenstemt met de werkelijkheid? Want het Evangelie laat ons een veeleisende Christus zien, die oproept tot een radicale bekering van het hart[2], tot onthechting aan de aardse goederen[3], tot vergeving aan wie ons kwaad doet[4], tot liefde voor vijanden,[5] tot het geduldig verdragen van onrecht[6], en zelfs tot het offeren van het eigen leven uit liefde voor de medemens[7]. Op het gebied van de sexualiteit treffen vooral zijn trachtige stellingname voor de onontbindbaarheid van het huwelijk[8] en de veroordeling, die hij uitgesproken heeft over de echtbreuk, ook al wordt deze alleen maar in het hart gepleegd[9]. En zou het mogelijk zijn niet onder de indruk te komen van het voorschrift « zijn oog uit te rukken » en « zijn hand af the hakken », als deze ledematen « aanstood » geven[10]?

Zou het met deze gegevens uit het Evangelie voor ogen, van werkelijkheidszin getuigen, als men zich een Christus voorstelt, die toegeeflijk is op het gebied van de huwelijksliefde, tegenover abortus, sexuele relaties vóór of buiten het huwelijk, of homosexuele relaties? De vroegchristelijke gemeenschap, die onderricht was door hen, die Jezus zelf hadden gekend, is zeker niet permissief geweest. Het kan hier volstaan te verwijzen naar de talrijke teksten uit de brieven van Paulus, die over deze onderwerpen handelen[11]. De woorden van de apostel zijn duidelijk en streng. En het zijn woorden, die door God geinspireerd zijn. Zij blijven maatstaf voor de Kerk van alle tijden. In het licht van het Evangelie leert zij dat iedere mens recht heeft op respect en liefde — de mens telt! In haar leer spreekt de Kerk zich nooit uit over concrete personen, maar op het vlak van de beginselen moet zij het goede van het kwade onderscheiden. Toegeeflijkheid maakt de mensen niet gelukkig. Ook de consumptiemaatschappjf brengt geen geluk. De mens wordt alleen werkelijk mens, als hij de eisen weet te aanvaarden, welke hem opgelegd worden door de waardigheid, die erin gestaat geschapen te zijn « naar het beeld en de gelijkenis van God »[12].

6. Als de Kerk onwelgevallige uitspraken doet, dan doet zij dit dus, omdat zij zich hiertoe verplicht weet. Zij doet het uit eerlijkheid. Het zou inderdaad veel gemakkelijker zijn bij algemeenheden te blijven. Maar soms moet zij, in overeenstemming met het Evangelie, vasthouden aan hoge idealen, ook al moet zij ingaan tegen gangbare opvattingen.

Maar is het dan wel waar, dat het Evangelie een Blijde Boodschap is? Ja, dat is het heel zeker! Hoe is dit mogelijk? Het antwoord is gelegen in een enkel woord, dat kort is, maar waarvan de inhoud zo wijd is als de zee. Dit woord is: liefde. De strengheid van het voorschrift kan heel goed samengaan met de vreugde van het hat, als men bij zijn handelen gedreven wordt door liefde. Wie liefheeft, is niet bang voor het offer. Ja, hij zoekt juist in het offer het overtuigend bewijs van de echtheid van zijn liefde. Is dit niet de ervaring, die jullie zelf opdoen ten opzichte van degene, die jullie liefhebben? Wat deze ook van jullie vraagt, je wordt niet moe het te doen, en het offer, dat het jullie kost, wordt zelf een bron van vreugde.

Dat is, beste jongeren, het geheim van een consequent en blij christenleven. Dit geheim is gelegen in een oprechte, persoonlijke en diepe liefde voor Christus. Het is mijn wens, dat ieder van jullie zo'n liefde mag vinden. Dan zullen de waarden, die ten grondslag liggen aan de norm, werkelijk zichtbaar worden en de moeilijkheden welke je ondervindt bij het vervullen ervan zullen lichter worden. Augustinus zegt: « Wat men met liefde doet doet men zonder moeite, of men bemint de moeite zelf »[13].

Jongelui, dit is dus mijn antwoord: houdt van Christus, en je zult de eisen, die de Kerk jullie in zijn naam stelt, aanvaarden, omdat het eisen zijn van God, de Schepper en de Verlosser van de mens. Aanvaardt deze eisen in jullie leven, en je zult er de waarde van ontdekken. Daarvoor moet je steeds opnieuw naar het woord van God luisteren, en de verrezen Heer dikwijls ontmoeten in de Eucharistie. In verband hiermee raad ik jullie aan de waarde van het sacrament van de biecht niet te onderschatten. Zo zullen jullie de verplichtingen kunnen nakomen, die jullie bij het vormsel op je genomen hebt.

7. Ik wil ook iets zeggen over de derde reeks vragen, die jullie mij gesteld hebben. Die vragen gaan over jullie plaats in de Kerk. Jullie willen weten, wat de paus van je verwacht. En of hij eigenlijk wel iets van jullie verwacht. En of jullie jong mogen zijn in de Kerk.

De Kerk, beste jongens en meisjes, zal altijd een jonge Kerk moeten zijn. Zij moet zich van dag tot dag vernieuwen, zich voortdurend bekeren. Zij moet antwoord geven op de vragen van deze tijd. Jullie weten, beten dan wie ook, om welke vragen het gaat. Jullie zijn immers, meer dan wie ook, kinderen van deze tijd. En daarom hebben jullie kritiek op de Kerk. Ongezouten kritiek soms. Je zult kunnen begrijpen, dat wij ouderen daar nogal eens moeite mee hebben. Soms doen jullie ons ook pijn. En toch zouden wij niet graag hebben, dat je ermee ophoudt. Jullie moeten ons alles eerlijk blijven zeggen. Maar jullie moeten ook letten op de kritiek van onze kant: jullie kritiek moet voortkomen uit echte bezorgheid voor de Kerk. Want de Kerk moet doen, wat Christus van haar verwacht. Daar komt het vooral op aan.

De Kerk heeft zichzelf niet uitgevonden. Zij weet, dat zij de vrucht is van een uitvinding van de liefde van Christus. Daarom is zij er alleen op bedacht de wil van haar Heer zorgvuldig te bewaken en met de bijstand van de Geest steeds beter te begrijpen, om ten volle de heilbrengende doeleinden ervan te verwezenlijken, tot welzijn van de mensheid. Zij is ervan overtuigd, dat et geen enkele reden is, waarom iemand, die een taak heeft in de Kerk, afgunstig zou zijn op iemand, die een andere taak heeft. De verscheidenheid van taken geeft immers geen aanleiding tot superioriteit van de één boven de ander. Men moet er alleen naar streven superieur te zijn in de liefde[14]. In het rijk der hemelen zal er alleen de hiërarchie van de liefde zijn.

Spant je dus in om te groeien in liefde en vervult edelmoedig de rol, waartoe de Geest van Christus jullie roept in de Kerk, waarvan jullie levende ledematen zijn. Jullie, wij allen zijn de Kerk. Praat daarom nooit als een buitenstaander over de Kerk, maar steeds als een overtuigd betrokkene. Spreekt vooral nooit tot of over de Kerk, alsof zij voor jullie niet bestaat of jullie onverschillig laat, of, nog erger, een vijand zou zijn. Zij is een moeder. Omdat zij jullie heeft voortgebracht voor Christus. De heilige moederkerk. Men klaagt een moeder niet aan, maar bemint haar. Met een moeder spreekt men vertrouwelijk. Men gaat zijn hart openen voor een moeder, om samen met haar de last van het leven te dragen, de zorgen van het gezin. De Kerk wacht op jullie, zoals jullie zijn.

Ik wil jullie ook vragen nooit zo tot de Kerk te spreken, dat je niet meer kunt luisteren. Sluit je niet af. Blijft met elkaar verbonden. Wij moeten elkaar steunen.

Juist als in de gezinnen, zullen wij in de Kerk gebuld met elkaar moeten hebben: jullie met onze misschien te bedachtzame gang, wij met jullie onstuimigheid. Wij willen eerbied hebben voor elkaar. Gelooft mij: wij kunnen jullie niet missen. Jullie zijn onvervangbaar.

8. Beste jongelui, geloven is altijd een uitdaging. Dat is nooit anders geweest. Wie in deze tijd christen wil zijn, ondervindt moeilijkheden. Maar in het verleden waren er andere moeilijkheden. En in de toekomst zullen nieuwe generaties jongeren nieuwe moeilijkheden ontmoeten. Dat is een voorspelling, die men kan doen, zonder het risico te lopen gelogenstraft te worden. Christen-zijn is nooit een « gemakkelijke » keuze geweest en zal het ook nooit zijn. Maar wordt de keuze vóór Christus niet juist hierom aantrekkelijk? Wat moeilijk is, vraagt moed. En juist in de moed komt de typische adel van de mens tot uitdrukking. Jullie moeten ook niet vergeten, dat in andere landen van de wereld jonge mensen een zeer hoge prijs betalen voor het getuigenis van hun evangelisch leven. Desondanks lachen en zingen zij graag. Hun ervaring leert ons, dat de vreugde opbruist uit het offer, als dit uit liefde voor Christus gebracht wordt. Ik hoop, dat dit ook jullie ervaring mag zijn.

In vele andere landen moeten de jongeren armoede en gebrek trotseren. Toch zijn zij vol vrede en ijver. Vergeleken met hen zijn jullie bevoorrecht. Jullie beschikken over een grote welstand en een hoge ontwikkeling, waardoor jullie vele mogelijkheden hebben voor een menswaardig leven. Houdt je aan Christus vast om blij de weg van het Evangelie te kunnen gaan in de huidige wereld, zonder te verdwalen. Houdt je ook vast aan de maagd Maria, de Moeder van Christus en onze Moeder. Zij is voor ons allen een voorbeeld van overgave aan de wil van God. Samen met haar zullen jullie veilig en vol vreugde de toekomst tegemoet kunnen gaan.


[1] Io. 5, 4.

[2] Cfr. Marc. 1, 5.

[3] Cfr. Matth. 6, 19-21.

[4] Cfr. ibid. 6, 14 s.

[5] Cfr. ibid. 5, 44.

[6] Cfr. ibid. 5, 39 s.

[7] Cfr. Io. 15, 13.

[8] Cfr. Matth. 19, 3-9.

[9] Cfr. ibid. 5, 27 s.

[10] Cfr. ibid. 5, 29 s.

[11] Cfr. Rom. 1, 26 ss.; 1 Cor. 6, 9; Gal. 5, 19.

[12] Gen. 1, 27.

[13] S. Augustini De Bono Viduitatis, 21. 26.

[14] Cfr. 1 Cor. 13, 13-14. 1.

 

© Copyright 1985 - Libreria Editrice Vaticana

 



Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana